Hoofdstuk 2
YVPRENTUS
Hoofdstuk 2, door Patricia Verhelst
Hmmm... directief typje, dacht Midori terwijl ze naar de deur liep. Maar haar nieuwsgierigheid won het in een split second van haar ratio. Ze duwde de schuif in het slot en draaide het bordje om, zodat klanten zouden weten dat de winkel gesloten was. Buiten schuifelde meneer Vermeulen achter zijn rollator voorbij. Hij knikte en Midori glimlachte terug. Aan de overkant van de straat zwaaide vriendin Cato vanaf haar fiets.
Als ik straks vermoord word, is Cato de laatste die me levend gezien heeft, schoot het door haar hoofd. Meteen riep ze zichzelf tot de orde: houd op met die gekkigheid, je kijkt te veel Netflixseries. Aan de andere kant: nog nooit was een vreemde op deze op z’n zachtst gezegd bijzondere manier haar leven binnengestapt.
Ze giechelde zachtjes om al die gedachtes en draaide zich om. Maar waar zo even die mevrouw Prentus nog had gestaan, stond niemand meer. Ze keek de winkel rond, maar nergens was ze te bekennen. Midori liep naar achteren en voelde dat haar hartslag toch wel iets verhoogd was. In de kleine keuken trof ze Ysbrand aan. Een zwarte pruik lag voor haar op tafel en met haar handen rommelde ze door de groene lokken in een poging deze te fatsoeneren.

Midori ging tegenover de vrouw zitten, vouwde demonstratief haar armen over elkaar en zei: ‘Ik wil nou wel graag enige uitleg over wat er gaande is. Eerst die botsing op straat, dan het briefje in mijn tas en nu zitten we hier. Wie ben je? Wat komt je doen? Wat is er aan de hand? Word je gevolgd? Bedreigd?’ Bam. Bam. Bam. Midori vuurde de vragen op Ysbrand af.
Die keek haar met een ondoordringbare blik aan.
‘Rustig maar’, zei ze. ‘Ik wil je alleen wat vragen.’
‘Je vertoont anders best bijzonder gedrag voor iemand die zogenaamd ‘alleen maar iets wil vragen’, antwoordde Midori. ‘Maar goed, wat kan ik voor je doen?’
‘Ik breng morgen een schilderij. Zou je dat voor me willen bewaren, hier in de winkel? Je mag het onder geen beding verkopen. Ik wil gewoon dat je het ergens tussen alle werken die hier staan zet en het voor me bewaart.’
Midori fronste haar wenkbrauwen.
‘Een schilderij bewaren? Hoezo? Is het gestolen dan? Is het waardevol? En waarom wil je dat ík het bewaar?’
‘Je stelt echt veel te veel vragen’, was het droge antwoord. ‘Ik verzoek je alleen een schilderij voor me te bewaren. Het is van mij, maar ik kan het zelf nu even niet kwijt. En ik kan helaas geen antwoord geven op al je vragen. Wil je me vertrouwen? En helpen?’
De warmte die Midori eerder in de stem had gehoord was plots weer terug. Ze keek haar onderzoekend aan. Dit had ze nog nooit meegemaakt. Heb ik hier straks een gestolen Stravinsky of Picasso in de winkel staan? In haar hoofd zag ze een schilderijlijst met daarin verborgen kostbare juwelen… of drugs.
Dan plots begon het haar te dagen en lachte ze: ‘Oh, dit is natuurlijk onderdeel van VONKEL, het kunstproject dat hier in Brakkenstein van start is gegaan. Wat leuk! Tuurlijk wil ik het werk voor je bewaren. Maar als er een goede koper komt, dan wil je het toch zeker wel van de hand doen? Ik weet het goed gemaakt: als je het morgen brengt, geef me dan meteen jouw telefoonnummer. Wanneer er dan iemand serieus interesse heeft, bel ik je. Kun je altijd nog beslissen.’
Ysbrand keek Midori strak aan: ‘Ik heb nog nooit van VONKEL gehoord en wil het zéker niet verkopen. Absoluut niet.’
Midori voelde een onaangename rilling door haar lijf gaan.
Vanuit de winkel klonk er geluid; iemand rammelde aan de deur. Automatisch stond Midori op, maar als een klauw was daar de hand van Ysbrand die haar vastpakte: ‘Niet opendoen!’