(Een aangepaste versie van deze column is eerder gepubliceerd in de april-uitgave 2019 van het wijkblad van Grootstal en Hatertse Hei, De Heistal. Het wijkblad De Heistal is hier digitaal in te zien.)
De spelende wijk
Voor een vrijwilligersproject houd ik regelmatig interviews over welke betekenis het woord ‘compassie’ in het leven van mensen heeft. 'Compassie'. Het is een stoffig woord, dat weet ik, en een woord dat bovendien bij de één een grote interne gedrevenheid losmaakt. En bij de ander juist flinke weerstand oproept. Het woord laat hoe dan ook nooit een mens onberoerd. Dat maakt de interviews voor mij juist leuk.
Het verloren buitenspel
Onlangs had ik weer zo’n mooi interview over dit onderwerp. Toen viel mij plotseling iets op. Het was namelijk de tweede keer dat iemand het woord associeerde met het verschijnsel van ‘spelen’ - je weet wel: 'spelen voor je plezier', 'het spel van kinderen'. De eerste die mij erop wees, gaf in het kader van compassie aan dat ze de spelende kinderen miste tussen werkende mensen. We hebben kantoortuinen, zo gaf ze aan, maar horen daar - verscholen achter grote planten en opgegaan in het drukke getik op de toetsenborden - eigenlijk nooit een kinderlach. We verliezen in feite het buitenspel van onze kinderen aan het binnenscherm van computer, televisie en mobiel.
Compassie leren door samen te spelen
Onlangs constateerde een tweede geïnterviewde iets soortgelijks. “Het klinkt misschien ouderwets,” zei ze (wat een glimlach bij me opriep, want veel ouder dan dertig schatte ik haar niet in), “maar wat ik mis in onze stad zijn de kinderen die ik zie buiten spelen.” In een stad, wijk of buurt, waar compassie een rol speelt, zo dacht ze, daar zie je de kinderen heel veel buiten spelen. Compassie leer je immers als kind ook door samen te spelen. Dus waar waren de buitenspelende kinderen gebleven?
Homo Ludens
Hun uitspraken deden me denken aan het begrip van de ‘Homo ludens’ - de ‘Spelende mens’. Het is de titel van een cultuurwetenschappelijk werk uit 1938 van Johan Huizinga. Huizinga was een beroemd cultuurhistoricus, cultuurfilosoof en antropoloog die aan het begin van de 20ste eeuw grondlegger was van de Nederlandstalige cultuur- en mentaliteitsgeschiedenis. Hij had een voorliefde voor sprookjes en voor ridderlijke ethiek en was bovendien een schrijver die op en top vanuit de zintuigen schreef.
Johan Huizinga
Huizinga schreef literair, vol hartstocht en met kleur, geur en geluid. Een van zijn hoofdwerken was 'Homo Ludens', waarin Huizinga het belang van het spe(e)lelement van cultuur en samenleving aantoonde. Het spel zou volgens hem een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het voortbrengen van cultuur. Voor Huizinga was die ‘spelende mens’ dan ook een uitermate serieuze aangelegenheid. Dat wil zeggen: er stond letterlijk iets op het ‘spel’.
Het spel als kern van cultuur
Want het spel was, volgens Huizinga, het fundament voor cultuur, voor culturele ontwikkeling en maatschappelijke vernieuwing. Onze samenleving ‘ontplooide’ zich volgens hem in, en als, het spel. En dat betekende - hier wordt het dus serieuzer - dat met het verloren gaan van die spelende, avontuurlijke en creatieve mens, het samenleven eveneens langzaam stagneerde. In mijn eigen woorden samengevat: we verliezen ons eigen, samenhangende verband, als we niet bereid zijn met elkaar te spelen.
New Babylon
Het boek 'Homo Ludens' was niet zomaar een academisch werk. Het inspireerde onder andere een beroemd architectonisch kunstproject, met de titel 'New Babylon'. Het was een project van de kunstenaar Constant Nieuwennhuys, dat startte in 1956. Het project duurde bijna 20 jaar. Eigenlijk was Constant kunstschilder en hij maakte lange tijd deel uit van de CoBrA-beweging. Rond 1950 raakte Constant echter geïnteresseerd in het schilderen van architecturale vormen. Het idee van Huizinga, dat het element van spel onontbeerlijk is in het maatschappelijke en culturele leven, sprak Constant daarbij in het bijzonder aan.
Spelende volwassenen
Het utopische New Babylon van Constant werd zo ingericht dat de bewoners er hun creativiteit volledig in konden uiten, om zo - al spelenderwijs - vorm te kunnen geven aan hun leven en aan hun eigen woonomgeving. Het zou bestaan uit verschillende, met elkaar verbonden delen; een netwerk, waar mensen ideeën met elkaar konden uitwisselen en samen tot stand konden brengen. Een plek, waar mensen - niet alleen de kinderen, maar vooral ook de volwassenen - met elkaar konden spelen!
De wijk als plek om te spelen
Hoe komt het eigenlijk, zo vroeg ik me in dat kader plotseling af, dat we het bij het spelen in de wijk, eigenijk alleen zien als onderwerp voor de kinderen. Hoe zit het met de volwassenen? Wat zou er gebeuren als we in onze eigen buurt rond zouden lopen en onze wijk niet zouden zien als een puur functionele omgeving, waar we thuiskomen na het werk, waar we gaan slapen, eten en als straat die we de volgende ochtend weer verlaten om naar ons werk te gaan. Maar als plek waar we samenkomen om met elkaar te spelen?
Wat zou er gebeuren als we zelf op de deurbel van onze buren zouden drukken en vrolijk onze buurman en buurvrouw zouden uitnodigen: ‘Kom je gezellig met ons buiten spelen?’ Hoe zou onze wijk er dan uitzien?
Door: Rogier Teerenstra
Rogier is columnist, zowel bij De Heistal als bij het nieuwe Wijkblad Brakkenstein en schrijft vooral over sociaal-maatschappelijke onderwerpen. Hij heeft daarnaast een eigen blog: rogierteerenstra.wordpress.com, waar hij schrijft over diverse onderwerpen op gebied van spiritualiteit, psychologie en filosofie. Je kunt contact met hem opnemen via: